Ik zie en hoor het steeds vaker om me heen: sporters die het idee hebben dat het lichaamsgewicht samenhangt met sportprestaties. En dan voornamelijk het vetpercentage. Hoe lager hoe beter voor hun gevoel. Dit komt zowel bij mannen als bij vrouwen voor. Mede daardoor hebben zo ontzettend veel sporters een haat-liefdeverhouding met de weegschaal. Sporters die er dagelijks (of vaker) op staan, hun emotie aan het getal koppelen, hun eigenwaarde aan het getal koppelen. En daarmee vaak ook hun trainingen en voeding erdoor laten beïnvloeden. Ik vind dat zorgelijk!
Weet je waarom? Omdat het allemaal helemaal niet zoveel zegt. Gewicht is NIET te koppelen aan prestaties. Het gewicht vertelt je namelijk niks over je gezondheid, je fitheid, je belastbaarheid en ook niet over je spiermassa. Spiermassa, spierkracht en spieruithoudingsvermogen zijn namelijk cruciaal voor je sportprestaties. Op de weegschaal verschijnt slechts een getal. Punt.
Hoe zit dat dan met het vetpercentage?
Een verhoogd vetpercentage kan inderdaad zorgen voor vermindering van sportprestaties. We hebben het dan bijvoorbeeld over springhoogte en sprintsnelheid. Maar wat is een te hoog vetpercentage? Dat is nooit te zeggen! Weet je waarom niet?
- Er zijn verschillende meetmethodes om vetmassa te meten. De meeste heel onbetrouwbaar (zoals een weegschaal met elektrode vlakken, denk aan een bia meter). Daarnaast kan je dit ook laten meten met een huidplooi meter. Je kan de verschillende meetmethodes nooit met elkaar vergelijken. Het kan zijn dat je met de bia meter op 22% uitkomt en met de huidplooi meter op 18%. Wie heeft er dan gelijk?;
- Het hangt af van je type sport. Bij de ene sport vraag je andere kernkwaliteiten van je lijf dan bij de andere sport;
- Het hangt af van je lichaamsbouw. Niet iedereen is hetzelfde gebouwd. Voor sommige mensen is het dus heel hard werken om in vetmassa aan te komen, waar het voor sommige een dagelijkse strijd is om het gelijk te houden en/of te verliezen.
En over laatste punt maak ik mij geregeld zorgen. Want wat wil je er mentaal en fysiek voor opgeven om een laag vetpercentage na te streven? Hoe ver wil je gaan? En wanneer is de grens bereikt dat het niet meer gezond is. Denk aan hormonale klachten (zowel bij mannen als bij vrouwen), het uitblijven van de menstruatie, het verminderen van het immuunsysteem, het inleveren om spiermassa en spierkracht en het verlagen van de botdichtheid. Het zijn allemaal korte- en lange termijn gevolgen van een chronisch verlaagde energie-inname.
Dus lieve sporter: laat het “ideale” plaatje ook een beetje los.
Probeer te realiseren dat gezondheid en fitheid alles bepalend zijn voor je sportprestaties. Belangrijker dan een getal op de weegschaal of een getal qua vetmassa. Je streeft dan iets na wat nooit goed genoeg zal zijn. Sterker nog, wat niet na te streven is. Er is namelijk letterlijk geen goed/fout. Het bestaat niet. Wat de buitenwereld ook beweerd.
Hulp inschakelen
In plaats daarvoor wil ik je aanmoedigen om open over voeding te praten. Hulp in te schakelen wanneer je het idee hebt dat dit nodig is. En het mooie? Dat is niet pas wanneer je het idee hebt te “dik” of te “dun” te zijn. Van die termen krijg ik überhaupt al mega jeuk (maar ze worden vaak gebruikt helaas).
In een gezonde sportcultuur kan er openlijk over voeding gesproken worden. Met alle betrokkenen, maar zeker met de sportdiëtist. Maar natuurlijk moet er ook over gesproken kunnen worden wanneer er wel een negatieve lading aan het onderwerp hangt. Ook daar zijn we voor!
Voeding is een onderwerp wat geen straf zou moeten zijn om mee bezig te zijn. Maar een tool waarbij je kunt genieten van het leven omdat je eet wat je lekker vindt. Omdat je weet dat wat je eet goed is voor je lijf. Omdat wat je eet zorg draagt voor je lijf. Je levert een bijdrage aan je prestaties op heel veel vlakken.
Wil je meer weten over dit onderwerp? Bekijk mijn masterclass ‘een goede relatie met eten’
Hoe ik meet in de praktijk?
Ja, ik meet lichaamssamenstelling in de praktijk. Veelal geef ik hierbij een verloop aan van bijvoorbeeld het vetpercentage. Je krijgt dus wel de progressie te horen. Maar de exacte cijfers zeggen nogmaals niet zoveel.
Wanneer ik een sporter zie die om wat voor reden dan ook wel het exacte wil weten, dan zal ik altijd een ISAK-meting doen. Dat is een internationaal gestandaardiseerde meting welke het dichtst in de buurt komt van ‘betrouwbaar’. Mits goed uitgevoerd door iemand met de juiste materialen en diploma’s (ja, er is een driedaagse cursus met officieel examen nodig om dit goed te kunnen meten).
De boodschap
Overschat nooit de waarde van cijfers. Onderschat nooit het belang van je gezondheid en de impact van goede voeding.
To Do’s voor jou als sporter:
- Ga na of je veel waarde hecht aan je gewicht of lichaamssamenstelling. Zo ja, waarom en wat voor waarde is dit? Moet je hier iets mee? Wil je hier iets mee?
- Ga na of je vervolgens ook naar deze waarde acteert. Dus: pas je je voedingsinname hierop bewust/onbewust aan? En heeft dat voor je gevoel negatieve gevolgen voor je gezondheid, energie en/of herstel?
- Geef je op bovenstaande vragen (stiekem) een ‘ja’ als antwoord, probeer hier dan eens heel bewust bij stil te staan en schakel hulp in van een sportdiëtist. Dat voelt misschien als een grote stap. Maar het is een heel belangrijke! Je zal jezelf voor eeuwig dankbaar zijn. Voeding is namelijk géén taboe onderwerp. Voeding is een eerste levensbehoefte en hulp hierbij krijgen voor 99.9% van de sporters een must!